Soms vraag ik me af hoe lang we ze nog in ere houden. Met ‘ze’ bedoel ik de christelijke feestdagen. In mijn jeugd kon ik er niet omheen. Op de rooms-katholieke lagere school waar ik zat, bereidden de nonnen me al ruimschoots van tevoren voor op het feest van de geboorte, het sterven en de verrijzenis van Jezus Christus.

De St. Urselaschool in Tongelre, waar ik de laatste drie klassen van de lagere school volgde, is er al lang niet meer. Dat geldt ook voor de daarbij gelegen kerk waar ik het Heilig Vormsel mocht ontvangen van wijlen bisschop Bekkers. De eerste en de plechtige communie zijn gebeurtenissen die nog wel op mijn netvlies staan, maar tegelijkertijd sterk in de vergetelheid zijn geraakt.

Met Kerstmis naar de nachtmis vond ik als kind een belevenis. Niet in de laatste plaats natuurlijk omdat je om 12 uur ’s nachts normaal gesproken al lang in dromenland was beland. Pasen en Pinksteren werden kerkelijk ook uitgebreid gevierd met niet één, maar drie missen achter elkaar.

Voorafgaand aan Pasen moest er ook gebiecht worden. Je nam daarvoor plaats in de biechtstoel en sloot het gordijntje zodat je voor de ‘buitenwereld’ onzichtbaar was. Vervolgens wachtte je totdat de priester, die in een afgesloten hokje naast je zat, een houten luikje verschoof waardoor je door een soort metalen ‘tralie’ je zonden aan hem opbiechtte. Op de vrijdag voor Pasen, Goede Vrijdag, kon je in de kerk de zogenaamde kruisweg of statie lopen. Samen met een priester stond je stil bij afbeeldingen in de kerk waarop de lijdensweg van Christus tot aan zijn kruisiging was afgebeeld.

Wanneer ik dit zo teruglees lijkt het wel alsof ik in de middeleeuwen leefde! Tijd vliegt, zeker wanneer je ouder bent.

Het rooms-katholieke geloof heb ik al heel lang achter me gelaten. Pasen betekent nu voor mij: paastakken versierd met vrolijk gekleurde eieren en brunchen met kinderen en kleinkinderen. Eigenlijk heb ik niets meer met de kerk.

Toch steek ik af en toe wel eens een kaarsje aan in onze stadskerk en denk aan al degenen die me ontvallen zijn. Wanneer ik dan daar op een kerkbankje zit - de stilte om me heen ervaar, het gefilterde zonlicht door de glas in lood ramen zie - zou ik af en toe nog wel eens dat kleine meisje van toen willen zijn. Die blonde krullenbol die er heilig in geloofde dat kinderen, wanneer ze dood gingen, engeltjes werden en alle doden elkaar weer terugzagen in de hemel.

Dorothée Foole

eindhovenwinkel.nl