Voordat ik verantwoordelijk werd voor het onderhoud van stoepen, straten en groen in de openbare ruimte was ik er eigenlijk blind voor. Toen ik nog geen wethouder was, zag ik eigenlijk heel weinig om me heen terwijl ik naar mijn bestemming liep of reed. Zo af en toe viel er een gebouw op, of een mooi parkje. Maar meestal liep, fietste en reed ik - als door een tunnel - van A naar B.

Dat is helemaal veranderd. Al vijf jaar bestier ik de stedelijke openbare ruimte. Ik krijg er regelmatig brieven en mailtjes over. Mensen die klachten hebben over het onderhoud of zich storen aan het gedrag van anderen. Want er zijn nu eenmaal mensen die denken dat de buitenruimte een grote afvalbak is, of een hondentoilet.

Je zou denken: ‘deel maar een flinke bekeuring uit, dan doen ze het niet meer’. Maar dat kost veel geld en tijd en het lost slechts tijdelijk iets op.

Mede daarom hebben we de afgelopen jaren geëxperimenteerd met positieve gedragsbeïnvloeding. Als proef werd een pratende prullenbak ontwikkeld, zoals Holle Bolle Gijs in de Efteling. We hingen zakjes en afvalbakken bij de plekken waar honden uitgelaten worden. En we hebben ongure of saaie plekken verfraaid om vervuiling, graffiti of zelfs criminaliteit tegen te gaan. Dat heeft veel voordelen.

Mensen worden verrast door hun omgeving. De openbare ruimte hoeft geen saai grijs decor te zijn. Het kan een heel podium zijn voor kunstenaars om hun werk te tonen, voor dichters om hun lezers te bereiken en voor designers om hun producten te testen.

Afgelopen week hebben we als eerste en wellicht enige gemeente in Nederland een ‘tunnelvisie’ gepresenteerd. Zodat je de Eindhovense tunnels en viaducten voortaan niet meer haastig passeert, terwijl je van A naar B gaat. Van openbare ruimte naar openbaringsruimte, zeg maar.