Dinsdag, twee weken geleden, had ik een volle agenda tijdens de gemeenteraad. Plannen waarmee we meer woningen willen bouwen, werden in de raad besproken. Eind van de avond kreeg ik een telefoontje van het ministerie. Het voelde als de uitslag van het eindexamen op de middelbare school. Zouden we, na lang lobbyen in Den Haag, financiële steun krijgen om 1600 goedkope woningen te bouwen?

Het antwoord was ja. Wij krijgen 10,5 miljoen om deze woningen te realiseren. Ik kon wel een gat in de lucht springen. Ik ben zo trots op de mensen waarmee we dit voor elkaar hebben gekregen. Het gevoel dat je ergens aan bijdraagt, iets kleins of iets groots, motiveert enorm om hard te werken. Thuis kon ik van blijdschap niet slapen, dus ik checkte het laatste nieuws. Ik las over de duizenden vluchtelingen die in Griekenland in een nog diepere ellende terecht zijn gekomen. Dit nieuws brak mij. De tegenstelling kon niet groter zijn. Waar ik volop bezig ben om mensen een onderdak te bieden, verliezen zij juist het kleine beetje dak boven hun hoofd. Of je voor of tegen vluchtelingen bent, het doet er niet toe. Als mens voel je dit verschrikkelijke verdriet. Althans, ik hoop dat iedereen dat voelt.

Zij zijn niet alleen het slachtoffer van een overheid die ze onderdrukt en slecht voor ze zorgt, maar ook van allerlei internationale discussies. Ik snap dat landen niet iedereen binnenlaten. Dit zal niet altijd gesteund worden door de eigen inwoners. Echter hebben deze mensen hier geen boodschap aan. Althans, ik zou in zo’n situatie helemaal niks kunnen met deze uitleg. Uiteindelijk blijven zij in deze ellende zitten en vaak buiten hun eigen schuld om. Op dit soort momenten voel ik me zo klein. Mijn vreugde kreeg toch een zwart randje. Ik ben me bewust van hoe goed wij het hier hebben. Het komt je niet aanwaaien. Daarom moeten we koesteren wat we hebben en daar dankbaar voor zijn. Wat mij betreft doen we dat, maar ook door het een beetje te delen met anderen in deze wereld.