Begin 20ste eeuw werd er met een van onze beste exportproducten -roomboter- zo geknoeid dat de overheid zich genoodzaakt zag strenge wettelijke maatregelen te nemen om dat product en onze naam te beschermen. Er waren al wettelijke maatregelen genomen in de jaren 80 van de 19e eeuw, maar die moesten steeds weer worden aangescherpt om de knoeierijen het hoofd te bieden.

Vooral de botermijn in Eindhoven speelde in die knoeierijen een kwalijke rol. De daar aangeboden roomboter werd vermengd met margarine of spijsoliën en door de boterhandelaren weer verkocht als roomboter. Een ware boteroorlog ontstond tussen hen die stonden voor een zuiver product en de knoeiers die het allemaal niet zo nauw namen.

De overheid greep in 1904 in met het instellen van 9 botercontrolestations in het land, waar boterhandelaren, zuivelfabrieken en -coöperaties zich vrijwillig konden aansluiten om hun product te laten keuren. De botermonsters werden daar getest en voldeden ze aan de norm, dan kregen ze een rijkskeurmerk, het botermerk, dat stond afgedrukt op de wikkels en ander verpakkingsmateriaal dat door de botercontrolestations werd verstrekt aan de handelaren en de zuivelfabrieken en -coöperaties.

Het botercontrolestation van Eindhoven startte in 1907 in de Dommelstraat, bediende Noord-Brabant en Zeeland, verhuisde in 1917 naar de Fazantlaan, waar stadsbouwmeester Louis Kooken dit prachtige pand had ontworpen. De provinciewapens van Noord-Brabant en Zeeland staan sierlijk bijeen boven de ingang. Het pand werd onlangs geheel gerestaureerd. Zelfs de verdwenen tekst ‘Botercontrolestation. Eindhoven’ keerde in botergele letters terug op de pui. Het fraaie pand is een Rijksmonument.