Blauwbuiken in Gestel, Botteriken in Tongelre, Ruitjestikkers in Stratum: bijnamen zijn van alle tijden.

Veel geboren en getogen Eindhovenaren voelen zich verbonden met hun stad en ontlenen vaak ook nog een vleug identiteit aan hun eigen stadsdeel. Door verschillen in taal, cultuur, gewoontes, economische activiteiten en door humor ontstonden bijnamen die de bewoners van de verschillende gebieden elkaar gingen toedichten.

Er zijn meerdere bijnamen die betrekking hebben op Eindhoven centrum. Een daarvan is Keieschijters. De verklaring is dat de stad eerder bestrating had dan de omliggende dorpen. Snuifscheppers is een bijnaam die betrekking heeft op de snuiftabak- en tabaksindustrie, waar men een snuifje wel kon waarderen.

Inwoners van Gestel en Blaarthem staan bekend als Blauwbuiken. Dit voert terug op de kleur van kiel of kleur van de voorschoot in tabaksindustrie, of verfkleur afgegeven in textielindustrie, wasserijen of in leerlooierijen.

Stratummers worden ook wel Ruitjestikkers genoemd. Ze zouden de gewoonte hebben om ruiten in te gooien. Een andere, meer aannemelijke verklaring is dat in Stratum veel textielarbeiders woonden die gespecialiseerd waren in het maken van stoffen met ruitpatronen. Een andere bijnaam is Straatemmers.

Van Strijp zijn geen speciale bijnamen bekend. Wel werd Strijp beschreven als Heksenland, dit vanwege de vele oude vrouwtjes die er woonden.

Mensen uit Tongelre werden Botters of Botterikken genoemd. Dit omdat ze als stuurs en onvriendelijk werden beschouwd.

Over stuurs gesproken: ook Woenselnaren werd die eigenschap toegedicht. Ze werden ook wel Bokken genoemd. Het verwijst naar een agrarische achtergrond of karaktereigenschap, want een bok kan eigenwijs en koppig zijn. Bokken blijken trouwens ook voor te komen in Gestel en Stratum, kennelijk laten die zich door een stadsdeel- of dorpsgrens niet tegenhouden! Natuurlijk verdienen al deze nijvere en fijne lieden in heden en verleden een mooi blazoen op eigen wapen.