Wat begon als een protestactie tegen de plannen van een ingrijpende verbouwing van het Van Abbemuseum groeide in een kwart eeuw uit tot een stabiele overleg partner: De Henri van Abbestichting. Jan van Schagen schreef er een boek over: ‘Als de Eindhovense Erfgoedwaakhond blaf’.

EINDHOVEN - De Henri van Abbestichting is onlosmakelijk verbonden met de nieuwbouw van het Van Abbemuseum, begin jaren negentig van de vorige eeuw. Bedoeling was om het oude museum te laten verdwijnen in de geplande nieuwbouw. Een doorn in het oog van veel Eindhovenaren. Een protestgroep verenigde zich in een stichting, en wist de oorspronkelijke plannen van tafel te krijgen. Dat ging niet zonder slag of stoot, maar het resultaat mocht er zijn: een vernieuwd museum dat een unieke combinatie vormt van moderne en Delftse School-architectuur.

Het doel was bereikt. Tijdens een zogeheten opheffingsbijeenkomst bleken er echter meer mensen te zijn die ook wat betreft andere projecten iets veranderd wilden zien. Van Schagen: “Curieus genoeg betekende dat een doorstart.” Van tegenstander tot medestander, zo kan de historie van de stichting het best worden omschreven.

Van Schagen: “We worden nu structureel betrokken bij zaken als stadsvernieuwing, mogen meedenken, oplossingen aandragen.” Inmiddels zijn bij de Henri van Abbestichting veertig mensen aangesloten, van architecten tot juristen, van erfgoedliefhebbers tot kunsthistorici. Van Schagen neemt in zijn boek de diverse werkgroepen onder de loep, en schetst hoe de stichting haar werk doet. “We hebben veel bereikt, maar hebben ook tegenslagen gehad. Die komen ook aan bod.”

Stadsontwikkelaars hebben soms megalomane plannen, weet Van Schagen. Wat te denken van een snelweg dwars door het deel van het Stratumseind. “Het is nu niet meer voor te stellen, maar ooit lagen deze plannen op de tekentafel.” Natuurlijk, het ene historische pand is het andere niet, weet ook Van Schagen. “Wat mooi is en wat niet is een kwestie van smaak. Wat kan en met behouden blijven? Wat is voor de stad van cultuurhistorische waarde? Wat gaan we echt missen als het er niet meer is?” Aan stadsvernieuwing is niets mis, vindt de auteur. “Maar het hoeft niet per sé ten koste gaan van iets anders.”

Strijp-S is in de ogen van Jan van Schagen een goed voorbeeld van hoe cultureel erfgoed geïntegreerd kan worden in stadsontwikkeling. “Men had ook alles tegen de vlakte kunnen gooien. Nu hebben fabrieksgebouwen een andere bestemming gekregen. Dat is prima geslaagd.” Ook de opknapbeurt van het Centraal Station, met behoud van de karakteristieke voorgevel, is volgens Van Schagen een treffend voorbeeld van hoe het ook kan. “Het gebouw is eigenlijk iets te klein voor een stad als Eindhoven, maar het is wél een mooi staaltje van wederopbouwarchitectuur, een icoon voor Eindhoven.”