Het was donderdagavond laat. Ik had een lange dag achter de rug en plofte naast mijn vrouw op de bank.

Als ‘nieuwsjunk’ wilde ik het late NOS-journaal nog even bekijken. Dat startte met beelden van een uitzinnige Ajax-aanhang. Door het dolle heen waren ze, omdat Ajax een plek in de finale van de Europa League had bemachtigd.

Duizenden supporters stonden uitbundig te feesten op het Rembrandtplein.

Na het voetbalnieuws was het de beurt aan het volgende succes van de avond. Og3ne was doorgedrongen tot de finale van het Eurovisie Songfestival.

Ook daarover beelden uit Amsterdam.

Praktisch om de hoek van de feestende Ajax-aanhang hadden uitzinnige fans zich verzameld in een roze kroeg, om samen naar het Songfestival te kijken.

De beelden uit die kroeg waren minstens zo enthousiast en feestelijk als die van het Rembrandtplein.

Ik ben geen Ajax-supporter en ook geen actieve volger van het songfestival. Toch werd ik heel vrolijk en trots van dit journaal. Natuurlijk vanwege de internationale successen.

Maar waar ik eigenlijk nog warmer van werd: het was een fantastische weergave van diversiteit.

De rauwe voetbalfans en de enthousiaste songfestivalfans hadden op een en dezelfde avond een mooi feestje, in dezelfde stad, op een steenworp afstand van elkaar.

“Dit is zoals ik Nederland zou omschrijven,” zei ik tegen mijn vrouw. “Het land waar je mag zijn, doen en zeggen wat je wil.”

Laten we onszelf niks wijs maken, we wonen nog steeds in een geweldig land.

Misschien wel één van de beste landen ter wereld.