Net zoals iedereen blijf ik de afgelopen weken veel thuis. Ook ik probeer zo min mogelijk naar buiten te gaan. Alleen om boodschappen te doen, een rondje hard te lopen en af en toe een frisse neus te halen ga ik naar buiten.
Ik besloot afgelopen weekend pas laat op de avond mijn rondje te lopen. Vooral ook om niet bij te dragen aan de drukte zoals dat eerste weekend waarin we thuis moesten blijven. Ik ging richting centrum. Het was pas rond 21.00 uur op zaterdagavond. Het tijdstip waarop restaurants vol horen te zitten en de uitgaansavond nog moet beginnen. Ik liep daar en het voelde als diep in de nacht.
Alles was potdicht. Je zag amper mensen in de stad. Dat doet Eindhoven dus hartstikke goed. Mensen houden zich aan alle instructies van het RIVM. Als wethouder maakt me dat trots want alleen als collectief krijgen we dit virus eronder. De stilte en rust voelden heel dubbel. Aan de ene kant werd ik er heel verdrietig van, want nog nooit was Stratumseind op zaterdagavond zo leeg geweest. Het is een beeld dat niet past bij de dynamiek en optimisme van Eindhoven. Het was onprettig, juist daar alleen te zijn.
Tegelijkertijd was het een hele bijzondere ervaring. De stad was helemaal voor mij, van mij. Als we de daklozen en maaltijdbezorgers niet meetellen. Ik kon foto’s maken, op een bankje zitten, de schoonheid van de gebouwen op me in laten werken. Onder de indruk zijn van de stilte, in hartje centrum. Stilte waar je de Leenderheide of Strabrechtse Heide voor opzoekt.
Het vat de hele coronatoestand samen. Het is een drama voor zieke en eenzame mensen. Voor ondernemers, ZZP’er, horecaondernemers en ga zo maar door. Tegelijk voel ik bezinning. Ruimte om stil te staan. Zen zijn. Oog voor belangrijke dingen. Over een tijdje sprankelt de stad weer en zitten de kroegen op Stratumseind weer vol. Mag ik iedereen vragen om wat van die ‘zenheid’ mee te nemen?