Door allerlei omstandigheden, hebben wij dit jaar de vakantie aan ons voorbij laten gaan. Daarvoor profiteerden mijn man en ik, zodra we geen rekening meer hoefden te houden met schoolvakanties, van het voorseizoen. In mei en juni ginggen we, met ons Volkswagen West Falia camper, op avontuur. Mijn mooiste vakantie beleefde ik echter zo’n veertig jaar geleden!
Ik moest er de afgelopen weken aan terugdenken tijdens het kijken naar de Olympische Spelen in Frankrijk. Met drie kinderen op de achterbank, een vouwwagen achter onze auto en gedetailleerde wegenkaarten op schoot vertrokken we midden jaren tachtig op de bonnefooi naar Italië. Wat mijn man niet wist, was dat ik ook ‘stiekem’ in mijn tas een reisbijlage van de Telegraaf had gestopt. Daarin stond een beschrijving van een kampeerreis in Griekenland via een ferry van Brindisi (Italië) naar Patras (Griekenland).
Mijn man had thuis al te kennen gegeven dat hij de afstand van zo’n 2.000 km naar ’t puntje van de ‘laars’ in Italië te ver vond. Ons einddoel zou daarom ’n camping aan zee ergens in Italië zijn. Maar wat gebeurt er? Op dag van vertrek regende het pijpenstelen in Nederland. Ook in Zwitserland, tijdens onze eerste overnachting, plensde het. Bij de volgende stop in het Italiaanse Rimini viel de regen nog steeds met bakken uit de lucht. “Ik rijd door totdat de zon schijnt”, verklaarde mijn man.
We reden richting Bari en langs de weg zag ik al diverse borden met daarop met grote letters TICKETS TO GREECE. Ik hield mijn mond stijfdicht, rommelde wat in mijn tas en ‘toverde’ de reiskrant tevoorschijn. Het regende nog steeds, maar in de buurt van Bari kreeg langzaamaan een blauwe wolkeloze lucht de overhand. De kinderen op de achterbank luisterden voor de zoveelste keer naar ‘Het meisje met de zwavelstokjes’ en ‘Grote en klein Klaas’, verhaaltjes op een cassettebandje.
De reiskrant lag nu in volle glorie uitgevouwen op mijn schoot én? Mijn man ging overstag. Dan toch maar naar Griekenland. Niet via Bari waar ook de oversteek met een ferry naar Griekenland werd aangeprezen. Nee, op naar de havenstad Brindisi.
Het was al rond acht uur in de avond toen we aankwamen. Gelukkig kon ik nog tickets voor de overtocht boeken. Om 22.00 uur zou de boot vertrekken. Het was inmiddels krap aan qua tijd. In het donker rijdend naar de haven ging het mis. We zagen de boot aan de overkant liggen. Gelukkig was er een behulpzame Italiaan die ons naar de plek van de ferry loodste. Met een klepperende vouwwagen achter ons, de Italiaan zette het op een racen, bereikten we uiteindelijk de juiste plek. We waren nét op tijd en waren letterlijk de laatste auto die op de ferry werd toegelaten.
Na negentien uur varen, kwamen we aan in Patras. Van daar reden we naar de dichtstbijzijnde camping. In de drie weken die volgden, verkenden we de Peloponnesos en stonden we letterlijk op de plek waar eens de Olympische Spelen begonnen.
Dorothée Foole