Ik ontvang zojuist een NL-Alert van de Rijksoverheid om tenminste anderhalve meter afstand van elkaar te houden. Tegelijkertijd zie ik bij mij in de straat twee fietsers vrolijk babbelend naast elkaar rijden.
Mensen, wat is er met jullie aan de hand? Kijk hoe het virus om zich heen grijpt in bijvoorbeeld Italië. Zij lopen twee weken voor, maar het lijkt erop dat Nederland in dezelfde curve zit. Als dit daadwerkelijk ons voorland is, dan moeten we ons grote zorgen maken. Ernstig zieke patiënten worden nu al van Brabant naar Friesland gebracht in verband met ondercapaciteit. Terwijl de terrasjes overal uitgestorven zijn, wordt er samengehokt in parken en speeltuinen en er worden thuis feestjes georganiseerd. De gemeente Eindhoven geeft zelfs toestemming om de weekmarkt te laten doorgaan. Ik hoop dat wanneer u dit leest, dat in ieder geval is teruggedraaid.
Wat ons nu overkomt, wordt onderschat. Mijn dochter heeft een zogenaamd vitaal beroep en maakt overuren. Ik heb bewondering voor haar en al die anderen die in deze tijd van crisis voor ons zorgen. Ondertussen mijd ik externe contacten. Praat over de heg met mijn buurvrouw en onze hond wordt ’s morgens vroeg uitgelaten omdat je later op de dag, in het nabijgelegen bos, over de koppen kunt lopen. Met een dikke das en jas geniet ik in mijn achtertuin van het lentezonnetje.
Nu ik gedwongen word sociale contacten zoveel mogelijk te vermijden, worden er in en rondom het huis klusjes gedaan. Zoals een vogelhuisje dat door de afgelopen stormen in diggelen op de grond lag. Mijn man heeft het met liefde weer in elkaar gespijkerd en opgehangen aan een boom naast ons huis. Toen de klus geklaard was en hij de ladder weer naar achteren bracht, nam een koolmezenpaartje al een kijkje en heeft dit inmiddels bezet. De boomklever, het roodborststelletje en een mooi gekleurd vinkje snoepen van de pindakaas die ik op een schaaltje in de voortuin heb staan. Onkundig van het coronavirus bereiden zij zich zorgeloos voor op de lente en hun nakomelingen. Gelukkig mag ik meegenieten.