Als het goed is komt er dinsdag, na de persconferentie van de regering, meer duidelijkheid over wat we wel en niet moeten doen. Ik hoop dus dat mijn standpunt is achterhaald wanneer u deze column leest.

De onduidelijkheid die er nu is zorgt voor verwarring en spanningen. De mensen die, crisis of niet, ons voorzien in onze levensbehoeften komen steeds meer in onvriendelijke situaties terecht. Denk aan onze hulpverleners en de medewerkers van onder andere supermarkten, het openbaar vervoer en eetgelegenheden. Een paar weken geleden kreeg ik, tijdens een werkbezoek, een kijkje achter de schermen bij een bekende fastfoodketen.

Toen ik aan een van de medewerkers vroeg hoe het was om in coronatijd te werken, viel bij het antwoord mijn mond letterlijk open van verbazing. Klanten die de medewerkers niet respecteren, lak hebben aan alle richtlijnen en wanneer zij hierop aangesproken worden zich asociaal opstellen en soms zelfs schelden. Helaas kan het nog erger. Afgelopen week sprak ik een paar medewerkers van een drogisterij en zij deden er nog een schepje bovenop. Je hebt dus mensen die geweld gebruiken wanneer zij aangesproken worden op hun gedrag.

Dit moet ophouden. Onze samenleving mag niet gegijzeld worden door hufterig gedrag. We moeten het echt samen doen. Respect tonen aan de mensen, die ons leven nu zo goed mogelijk in stand houden, is het minste wat we kunnen doen. Iedereen kent wel iemand die achter de kassa zit, pakketjes bezorgd of een ander dienstverlenend beroep heeft. We gunnen hen toch ook een fijne werkomgeving. Het is belangrijk dat we elkaar aanspreken op verkeerd gedrag.

Ik snap dat dit bij een vreemde misschien spannend is, maar wanneer we met bekenden bellen, appen of praten dan moeten we dit toch op z’n minst met elkaar kunnen bespreken. Ik hoop dat we stoppen met de richtlijnen en duidelijke regels krijgen. Medewerkers, in welke organisatie dan ook, moeten namelijk geen scheidsrechter of wetgever zijn. Daar is juist de overheid voor.