Op hoge leeftijd gezond van lijf en leden én thuis blijven wonen. Dat is een concrete wens van velen. Met het Europese innovatieproject REACH 2020 wordt daar toekomstig werk van gemaakt. Een armband registreert de bewegingen van de senioren onderzoeksgroep, in elke vorm. In Nederland is de Technische Universiteit Eindhoven erbij betrokken. In samenwerking met ZuidZorg worden vandaag, woensdag, de resultaten van het eerste jaar onderzoek gepresenteerd.
Je zou het hem niet geven, maar Jan Buwalda is 89 jaar oud. Twee keer per week sport hij naar vermogen in Ontmoet & Groet aan het Kastelenplein. Wekelijks ontmoeten 250 ouderen elkaar hier. De armband registreert alles. Het doel was begrip en inzicht te krijgen in hoe senioren nu al aan beweging doen. Buwalda is een goed voorbeeld van een zeer actieve en gemotiveerde senior. “Ik kom hier trouw.”
In de gemeenschappelijke ruimte doet een oudere heer een interactief computerspel, bowling, vanuit zijn stoel. ‘Strike’, zegt hij beslist. Hij is een van de 150 ouderen gasten van Ontmoet & Groet. Cornelis haakt hierop in. “Hoe we de technologie naar de ouderen gaan brengen, daar richt de Technische Universiteit zich op. Het moet ook leuk zijn voor ouderen, en gemakkelijk.” Het innovatie-onderzoek, dat nu nog drie jaar loopt, staat in Eindhoven onder leiding van universiteit hoofddocent Lu Yuan (45). Doctoraat kandidaat Carlijn Valk (26) stuurt het project mee aan. “Het onderzoek gaat over de activiteit in het leven. Voorkomen in plaats van helpen. Er zijn ook veel studentenprojecten die mensen uitdagen om meer te bewegen.”
In het dagboekje waar de dagelijkse activiteiten in worden opgeschreven door de deelnemers, wordt ook gevraagd naar bijvoorbeeld hun mentale toestand. Net als wat ze aten, of ze mensen hebben gesproken en wat hun gevoel in de dag was. “Dat is belangrijk om je doelgroep te begrijpen. Om ze te boeien en te motiveren”, zegt Valk. “We gaan na de presentatie verder om op maat gericht onderzoek te doen.” Jan Buwalda heeft er zin in. “Zo lang ik het kan doen, doe ik mee.”