Vorige week stond in het teken van de verre toekomst van de stad. Over hoe we de stad bereikbaar houden in 2050 en welke investeringen we daarvoor moeten doen. Over de hoeveelheid woningen die we in de toekomst moeten bouwen en over hoe we de duurzaamheidsdoelen tot 2050 gaan realiseren.

Je zou kunnen zeggen ‘wie dan leeft, wie dan zorgt’. Hoewel het 100% zeker is dat ik het niet als wethouder ga meemaken, voel ik het wel als een belangrijke taak om na te denken over deze verre toekomst. Als stad en als samenleving hebben we een koers en perspectief nodig waar we naar toe kunnen werken. Zo hoop ik dat in 2050 de Kennedylaan ondertunneld is, waardoor we een groene long naar het centrum kunnen realiseren. Daarnaast hoop ik dat we meer mobiel zijn met minder auto’s.

Als stad gaan we de komende jaren groeien als kool en meer asfalt betekent, naast milieuvervuiling, ook minder mogelijkheid om te bouwen. Juist dat is de stip aan de horizon waar we nu al naar toewerken. Het toevoegen van veel meer en vooral betaalbare woningen, zodat we als stad naast de groei ook kunnen zorgen voor onze eigen inwoners. Het lijken open deuren, maar dit zijn fundamentele keuzes waar we ons beleid de komende jaren op gaan richten. Soms moet je een open deur intrappen om zeker te weten dat je erdoorheen kunt.

Al in mijn jeugd was ik nooit bezig met het hier en nu, maar had altijd zin in de toekomst. Daar heb ik soms spijt van, omdat ik soms minder van het ‘nu’ kan genieten. Toch blijf ik altijd zin hebben in de toekomst. Want, crisis of niet, onze stad slaat zich er altijd doorheen en komt er sterker en in de toekomst hopelijk ook mooier uit!