Van de redactie

Een prijsplafond, energieprijzen die weer gedaald zijn, de zomer op komst en steeds meer aanbod van vaste contracten: op energiegebied lijkt het er weer een stuk beter uit te zien. Desondanks maakt nog altijd ruim een vijfde van de inwoners van Noord-Brabant zich regelmatig zorgen om de energierekening.

EINDHOVEN - Die zorgen blijken bovendien terecht, want bijna drie op de tien Brabanders is maandelijks meer dan vijftien procent van hun inkomen kwijt aan de energierekening. Dat blijkt uit een panelonderzoek in opdracht van vergelijkingswebsite Slimster.nl, uitgevoerd door onderzoeksbureau Panel Inzicht.

Landelijk gezien geeft precies 25 procent aan met enige regelmaat zorgen om de energierekening te hebben. Maar de verschillen zijn aanzienlijk: hoe verder van de Randstad, hoe meer de angst voor de stroom- en gasfactuur toeneemt. Zo ziet liefst 31,3 procent van de Groningers de maandelijkse afschrijving met angst en beven tegemoet, terwijl zo’n 28 procent van de Drenten en Overijsselaren zich regelmatig zorgen zeggen te maken. Vergeleken met deze provincies vallen de Brabantse zorgen dus zelfs nog enigszins mee, al is een percentage van 22,1 procent in dit kader nog altijd fors.

Energiearmoede

Deze zorgen zijn volgens Pascal van de Beek van Slimster goed te begrijpen. Uit het onderzoek van Slimster blijkt namelijk ook dat liefst 28,9 procent van de Brabanders aangeeft maandelijks meer dan 15 procent van hun inkomen kwijt te zijn aan gas en elektriciteit. Bij 11,2 procent gaat het zelfs om meer dan een kwart van het inkomen. Regionale cijfers van voorgaande jaren zijn niet bekend, maar in 2020 was deze zogeheten ‘energiequote’ landelijk gezien gemiddeld nog vier procent.

Groot verschil

Hoewel de definitie niet helemaal vaststaat, wordt vaak van ‘energiearmoede’ gesproken wanneer een huishouden meer dan tien procent van het (gezamenlijke) inkomen kwijt is aan de energierekening. “Maar dan maakt het natuurlijk nog wel een groot verschil of dat tien procent van tweeduizend of tien procent van tienduizend euro is”, zegt Van de Beek. “Vooral Nederlanders die aan het begin van hun carrière staan en nog niet zo veel verdienen worden hard geraakt door de gestegen energiekosten. Dat zien we ook in de cijfers: bijna de helft (48,4 procent) van de 18- tot 30-jarigen is meer dan 15 procent van het inkomen kwijt aan energie, een op de vijf (21,2 procent) zelfs minstens een kwart”, aldus Van de Beek.

Knelpunt

Dit percentage neemt per hogere leeftijdscategorie af: 15,3 procent van de zestigers ziet meer dan 15 procent van hun inkomen aan energie opgaan. Momenteel is het helpen van huishoudens die in energiearmoede leven een taak van gemeenten. Maar volgens het laatste TNO-rapport omtrent energiearmoede, dat in mei verscheen, hebben beleidsmedewerkers juist behoefte aan een nationale visie en bijbehorende doelen. Zij stellen dat een gebrek hieraan direct of indirect een knelpunt voor gemeenten vormt om een structurele oplossing voor dit probleem te kunnen optuigen. Een van de zaken die daarbij in het rapport worden aangedragen is dat energiearme huishoudens voorrang zouden moeten krijgen bij het verbeteren van (huur)woningen.

Om de energiekosten te drukken kiezen steeds meer huishoudens ervoor om hun woning zoveel mogelijk energie neutraal te maken. Dak- en vloerisolatie zijn een voor de hand liggende keuze, maar ook het zelf opwekken van energie door gebruik te maken van warmtepompen en zonnepanelen wordt populair.

Nu we al bijna een half jaar een prijsplafond hebben en er bovendien weer steeds meer vaste energiecontracten beschikbaar zijn, maken mensen zich nog steeds zorgen maken over de energierekening.

Zorgen

Er is juist behoefte aan een nationale visie