Het is een drukke tijd in het Stadhuis. Er is hard gewerkt om een begroting op te stellen. Aan de ene kant willen we een gezond huishoudboekje hebben. Aan de andere kant willen we het geld zodanig verdelen dat we onze succesvolle economie draaiende te houden en tegelijk als sociale samenleving onze zorg voor de mensen niet uit het oog te verliezen.
Samenleven gaat niet vanzelfsprekend, dus als gemeente moeten we ook daar geld voor begroten. Dit is het belangrijkste moment van het jaar in de politiek. Tijdens de komende raadsvergaderingen zal iedere partij vanuit het eigen wereldbeeld een standpunt bepalen. En aangeven of zij de verdeling, die mijn collega-bestuurders en ik hebben gemaakt, goed is of anders verdeeld moet worden. Het is hard werken om te zorgen dat er een goed voorstel ligt.
Tegelijkertijd is dit ook de periode waarin het nieuwe seizoen start. Plannen worden gemaakt over wat we willen gaan realiseren. Dat maakt dat ik lange dagen in het Stadhuis doorbreng. Het tegenovergestelde van wat ik het liefste doe als wethouder. Naar buiten gaan, de wijken in en vanuit daar aan de slag om ideeën waar te maken. Maar voor nu moet de wijk even wijken. En daar werd ik deze week mee geconfronteerd.
Ik kreeg een berichtje via Facebook. “Hoe is het? We missen je in de wijk!” Het was een van de actieve buurtbewoners die ik normaal gesproken regelmatig tegenkom. Natuurlijk is het ook een puntje van kritiek. Maar eigenlijk vond ik het vooral fijn om te merken dat mensen me missen en om me geven. En fijn om te weten dat dit tijdelijk is, binnenkort sta ik weer met mijn voeten in de wijk. Het duurt nog even, maar ik kom er aan!