Jan Peeters (80) is nog steeds niet weg te denken in de wielerwereld. Geen wonder ook, want Jan is gezegend met een stem die zijn weerga niet kent. Deze microfonist slaagt erin om iedereen de mond te snoeren, wanneer hij zijn zegje door de microfoon doet. En dat doet Jan al lang, al vijftig jaar.
EINDHOVEN - Weliswaar nu niet meer zo actief als voorheen, maar nog steeds rinkelt bij huize Peeters de telefoon met het verzoek of Jan nog eens acte de présence wil geven. Niet alleen zijn stem, maar vooral het praatje wat hij houdt, hebben hem geliefd gemaakt als presentator en speaker tijdens belangrijke wielerrondes.
“Maar daar is ook de liefde voor de wielersport debet aan. Ooit heb ik het zelf als wielrenner geprobeerd, dat lukte niet echt. Om in conditie te blijven deed ik aan boksen en in die sport kon ik me wel staande houden, ben zelfs nog ooit kampioen van Zuid Nederland geworden.” Niet zijn wielerprestaties, maar wel zijn welluidende stem werd zijn handelsmerk bij het wielerpubliek en alle kampioenen en amateurs die in Nederland hun koersen reden. “Ik heb er nooit voor geleerd,” verontschuldigt zich deze geboren en getogen Eindhovenaar.
“Ik zorgde er echter wel voor dat ik mijn huiswerk goed gedaan had. In de tijd dat er nog geen computers waren, had ik mijn eigen archief én ik schroomde ook niet om regelmatig de namen van sponsors en zogenaamde VIPS te noemen.” Terwijl hij in het dagelijkse leven als postbode zich van zijn taak kweet, werd Jan gedurende zijn werkzame periode steeds vaker gevraagd wielerwedstrijden van commentaar te voorzien. “Mijn toenmalige werkgever KPN is me wat dat betreft ook vaak tegemoet getreden, zodat ik geen aanvragen hoefde af te slaan.
Het was een prachtige tijd om met alle grote sterren van toen een interview te hebben. Ook thuis kreeg ik alle credits, want in het weekend was ik vaak weg.” Toch was er ook een groot verdriet in zijn leven. Samen met Sjaan, waarmee hij inmiddels 58 jaar getrouwd is, kreeg hij drie kinderen. “Maar zoon Hansje stierf op achtjarige leeftijd. Wij bezoeken nog wekelijks zijn graf.”