Ik ging op bezoek bij het oude Rabobankgebouw, achter het station. Het gebouw is helemaal gestript en wordt omgebouwd tot een nieuw, modern kantoor. Het was gek om er te zijn, want in een ver verleden had ik in dat gebouw gewerkt. Een goedbetaalde administratieve zomerklus, waarmee ik mijn studie in het buitenland en een aantal leuke tripjes kon betalen.
Nu wordt het gebouw verbouwd voor de ambtenaren van verschillende rijksdiensten, zoals de Belastingdienst. We namen een kijkje hoe de bouw zich ontwikkelde. Maar we waren er vooral om te praten met twee mannen die hier aan de slag waren. Een van de mannen was Quinn, 28 jaar, een moeilijke jeugd, lange tijd op straat geleefd. Een jongen met een flinke rugzak, weinig vertrouwen in de instanties en veel pech in het leven. Hij kwam steeds verder van de samenleving af te staan. Dankzij de goede ondersteuning van een hulpverlener, die niet de regels maar de mens centraal stelde, lukte het hem om het rechte pad weer te vinden.
Een belangrijk aspect van zijn weg omhoog was werk. Niet alleen om geld te verdienen. Want door te werken, leerde hij nieuwe mensen kennen. Hij durfde weer te dromen. En door hard te werken zijn dromen ook waar te maken. Aan de slag zijn zorgde ook voor regelmaat en gaf hem na jaren weer het gevoel dat hij er toe doet. Ergens aan bijdraagt.
Dat merkte ik goed, toen hij in geuren en kleuren vertelde over zijn taken. Ieder mens verdient een kans, zonder vooroordelen en zonder het verleden er telkens bij te halen. Maar dat is voor een werkgever, die er op gericht is om klanten tevreden te stellen, makkelijker gezegd dan gedaan. Hulde daarom, aan de werkgevers die niet alleen maar naar de beste en meest efficiënte werknemers kijken. Maar de mens achter het ogenschijnlijk slechte cv een kans willen geven. Zodat zij aan hun eigen toekomst én die van de stad kunnen bouwen.