Vier dagen gek doen. Uit de band springen. De boel de boel laten. Je frustraties eruit gooien. In de huid van een ander kruipen. Je weer even een kind voelen. Leve de leut. Zingen, springen en hossen.
In het noorden, oosten en westen van ons land snappen ze er niets van. Hoofdschuddend nemen ze kennis van de gekte die het zuiden in de ban heeft. En wij? Wij zijn al weken zo niet maanden in de weer om maar zo grappig, mooi, apart, spraakmakend of actueel mogelijk voor de dag te komen. De tijd dat boerenkielen, schildersjassen of oma’s bontjas van de zolder gehaald werden, is namelijk al lang voorbij. Carnaval is een feest geworden waarbij eenlingen en groepen zich zo creatief mogelijk of inspelend op de actualiteit willen presenteren.
Plezier hebben, daar draait het allemaal om. Toch neem ik de laatste jaren een kentering waar en dat zit ‘m vooral in de kleding van dames en heren die duidelijk willen pronken met de uitdossing die ze aan hebben. Ik heb het dan over de protserige, dure en op maat gemaakte jassen, jurken of pakken gemaakt van exclusieve stoffen en versierd met nepedelstenen, fluwelen bandjes, kanten stroken en ‘gouden’ kwasten. Vaak staan deze uitgedoste mensen in een groepje bij elkaar. Samen vormen ze een elitaire groep alsof ze zich als een stelletje ‘edelen’ willen afscheiden van het ‘plebs’. Maar weet je, het leuke van carnaval is dat ook dat mag. Iemands karakter of heimelijke wens gaat vaak schuil achter de uitdossing die men aan heeft of de boodschap die men uitdraagt.
Ik ben eens op een besloten carnavalsfeest geweest waarbij de hele avond een man met een masker op en zijn lichaam verhuld in een grote cape aan de zijkant stond. Bleek dit achteraf de baas van het bedrijf te zijn, die op deze manier ‘ongezien’ zijn personeel observeerde. De grote trekpleister dit jaar tijdens de Lampegatse optocht is ongetwijfeld Romário en die zal beslist geen masker dragen, maar omringd door vrouwelijk schoon de show stelen. Carnaval staat voor de deur. We gaan de bloemetjes buiten zetten. Alaaf!