De stad puilde weer uit. Het was Dutch Design Week. Op televisie, in de dagbladen en op internet stond Eindhoven weer in de spotlights. Of het nou ging over de nieuwste modetrends of de nieuwste technologische ontwikkelingen. Deze week stond in het teken van allerhande uitvindingen.

Sommige ontwerpen gaan mijn pet te boven. In de categorie “ik snap niet precies wat bedoeld wordt, maar het is ongetwijfeld goed voor de wereld”. Waarbij ik besef dat er veel schoonheid zit in het feit dat iemand zich er druk om maakt. Andere ontwerpen zijn zo simpel, dat ik me afvraag waarom niemand er eerder op is gekomen. En dan heb je ontwerpen die aan het denken zetten, die inspireren of een optimistisch gevoel over de toekomst geven. Het vliegtuig van de toekomst bijvoorbeeld, dat eruit ziet als twee vleugels. De romp is niet meer nodig, waardoor een vliegtuig sneller en duurzamer kan vliegen.

Je kunt er gezellig met elkaar aan een tafel zitten in een soort treincoupé, of relaxen in een ligstoel. Of de auto van morgen: een zelfrijdend, elektrisch vervoermiddel dat je per app kunt bestellen. Het ziet er daarnaast ook geweldig uit. Waarschijnlijk duurt het tien tot vijftien jaar voordat die auto er echt is. Maar dat er nu al hard aan gewerkt wordt, maakt dat we nu al kunnen uitkijken naar de toekomst.

Tussen al het pessimistische nieuws, met spanningen in de samenleving en oorlogen en natuurrampen in de wereld, is de DDW een week van optimisme. Een week die laat zien dat het absoluut zin heeft om te kijken naar én leren van ons verleden. Maar wel zonder weemoed. Want de toekomst, dat is iets om naar uit te kijken.